HenKWijnen

 

Herinneringen aan Ravensbos.

 

De waarheid van onderstaande herinneringen zal zeker aangetast zijn door de tijd.

Ik wil daarom de lezer ook vragen dit dan ook als mijn waarheid te zien, tevens ingekleurd door mijn recht van bestaan.

 

Hoe ben ik op Ravensbos terecht gekomen?

Komend uit een arbeidersgezin van 12 kinderen uit het Brabantse Heesch was het een redelijk gewoon wanneer iemand goed kon leren dit vaak gebeurde op een internaat. Dat was in die tijd dè mogelijkheid om kinderen betaalbaar door te laten studeren.

Deze internaten waren van de geestelijkheid. Vaak hadden deze tot doel het werven van nieuwe aanwas.

Jongens uit Heesch die priester wilden worden, gingen dan of naar het kleine seminarie in Haaren (de wereldheren of wel de kapelaans), of naar Oosterhout bij de kapucijners. (paters of monniken).

Maar ik zelf wou persé naar Ravensbos. Ik wou naar Groenland bij de eskimo’s. Hoe ik tot die keuze ben gekomen weet ik tot op de dag van vandaag nog niet. En dan te bedenken dat ik een hekel heb aan kou. Het enige wat ik kan verzinnen is dat er een pater met mooie dia’s op school is langsgekomen.

Verder heb ik al van jongs af aan een hekel met de meute mee te lopen. Combineer dat met mijn permanente zucht naar het onbekende en de teerling is geworpen.

Daarom was ik ook de enigste jongen uit Heesch en verre omstreken.

Op station ’s Hertogenbosch kwam er dan een grote bus langs die overal in den lande de jongelui op kwamen halen.

In mijn herinnering ging mijn vader de eerste keer mee tot ’s Hertogenbosch, daarna werd geacht op eigen benen te staan.

Ook gingen we volgens mij maar drie keer per jaar naar huis. Bij Kerstmis, Pasen en de zomervakantie.

Voor mijn ogen staat de volgende prent ingebrand.

Een klein jongetje met een veel te grote koffer voor zijn lengte stilstaand voor de poort, denkend: wat doe ik hier.

Dat jongetje was ik. Maar ook toen won de nieuwsgierig het al vlug van heimwee en hang naar huis. Kan we niet herinneren ooit heimwee gehad te hebben.

Er was voor mij zeer veel te beleven en dat was interessant.

 

De eerste jaren.

Ik merkte dat er verschil in hiërarchie was tussen de verschillende leerjaren met dien verstande dat de hogere wel eens taakjes oplegde aan de lagere.

Een keer moest ik van iemand (weet echt niet wie) schoenen halen. Hoop niet dat hij nu nog staat te wachten, want ik heb ze niet gebracht. Schatte op de trap in hoe vlug ik weg kon en dat is met mijn rapte goed uitgepakt.

Ik heb vooral de kat uit de boom gekeken en niet meteen over te gaan tot handelen. En hoogstwaarschijnlijk om te overleven.

Wat dat betreft heb ik een goeie leerschool gehad met negen broers.

Verder had ik het met leren niet gemakkelijk. Moest hard werken, maar dat was niet voldoende voor de tweede klas. Deze moest ik over doen.

Tijdens die jaren ben ik ook nogal eens ziek geweest. Ook op de ziekenzaal gelegen. Had een onduidelijke ziekte, maar zal wel te maken hebben gehad met dat die opleiding eigenlijk een maatje te groot was.

Toch heb ik dat niet als vervelend ervaren, dus zo’n ramp was dat op zo’n moment niet.

Alles wat ik me van de franse les kan herinneren is het boekje Tatarin de Tarascon. Wat meer latijn en één jaar grieks.

En desondanks heb ik van die talen nu nog veel plezier.

 

wordt vervolgd