Arie Koot

Pater ARIE KOOT OMI

1928-22 december 1998


Verantwoording:


In de voorgaande editie van Akkoord, het contactblad van de Missionarissen Oblaten en van de zusters van de heilige familie van Bordeaux, werd het levensverhaal van Arie Koot aangekondigd.

Ik heb mijn abonnement onmiddelijk verlengd. Ik herinner hem als docent op Ravensbos. Een rechttoe rechtaan persoonlijkheid met als kenmerk: zijn ronkende motor. Zijn levensverhaal mag niet ontbreken op de site. Dat heeft ook te maken met mijn latere contacten in Santpoort bij School en wereld en betrokkenheid bij de Hoogovens staking met de KWJ. Die betrokkenheid  bij de arbeidersbeweging en bij de woonwagenbewoners gaf een gevoel van verbondenheid en dat is in mijn herinnering altijd gebleven.

Met dank aan de redactie van Akkoord en met name Leo Vandeneede






Zoekend naar voorgangers in onze kerk en samenleving kijken we terug naar het verleden. Mensen die zich hebben ingezet voor de pastorale en diaconale zorg in Kerk en Samenleving. Het missionaire levensverhaal van Pater Arie Koot moge ons hierbij inspireren.


Geboren in 1928 te Linschoten-Montfoort (Utrecht)werd hij in 1956, in Gijzegem (B), tot priester gewijd en beeindigde hij aldaar zijn priesteropleiding in 1957. Zijn wens was om missionaris te worden bij de Eskimo's maar hij kreeg een eerste benoeming als leraar latijn en Grieks aan een klein Seminarie (noot pvv: Ravensbos waar ik hem leerde kennen). Tot hij in 1965 overgeplatst werd naar Santpoort om daar een zieke leraar-Oblaat te vervangen in het uitgbreid lager onderwijs. Tevens kreeg hij van zijn voorganger, pater Oblaat Antoon Vos de pastorale zorg voor de woonwagenkampen in Velsen en Beverwijk. Hier"ontdekte" hij zijn levensroeping, waarvoor hij zich, met een korte onderbreking van 1968 tot 1971, heel zijn leven zozeer zou inzetten, dat hij zelf een woonwagenbewoner werd. In "hart en nieren", zich hun zeer speciale woordenschat eigen maakte zodat hij een van de hunnen werd.

Toen hij voor de eerste keer in Velsen en Beverwijk kwam en zich aan de bewoners voorstelde als de nieuwe pastoor, was de ontvangst vriendelijk, gewend als ze waren aan een pastoor of een pater, want die sprak met God en die moest dus wel heilig zijn. God heb je nodig als bemiddelaar, dus mensen die met God praten moet je bevriend houden. Niet tegenstaande werd hij terdege bekeken en ondervraagd; "Je moet kunnen reageren en het liefst al lachend en met een kwinkslag." Dat had wel eens tot gevolg dat men hem vroeg of hij wel een 'pater'was.

Eens gaf hij hun ten antwoord: "Als ik hier binnenkom met samengevouwen handen en een ten hemel geheven blik en zeg:"Geloofd zij Jezus Christus". Wat zeggen jullie dan? Dan zou jullie antwoord zijn:"Sodemieter op". Daarom doe ik het op mijn manier. Na een tijd wisten de mensen dat hij er voor hen was en feilloos voelden zij aan of hij het meende of niet.


Het was een pastoraal van de nabijheid, naar hen luisteren, weten met wie je praat, maar waarover je geen veroordeling uitspreekt of van bovenaf wat probeert op te leggen. Hierdoor ontstond een vertrouwensband. De woonwagensbwoners wisten zich door hem aanvaard zowel in hun goede als in minder goed dingen. Hij gebruikte dat in zijn catechese :"We hopen en vertrouwen dat God ook zo is, laten we dat alvast in het hier en nu duidelijk maken".


Hij ijverde bij de gemeentebesturen voor betere leefomstandigheden voor "zijn" woonwagenmensen. In de oude centrums was een watertappunt. Een gebouwtje waar je jezelf kon wassen en waar ook de was gedaan kon worden. Iedereen stond er dicht op elkaar. Er waren niet genoeg standplaatsen wat spanningen gaf tussen de woonwagenbewoners. Sommigen wilden hun eigen 'chalet' bouwen, maar kwamen in conflict met de gemeente want de wet schreef de maten voor. Er werd vanuit de wet niet gekeken waar de mensen behoefte aan hadden, neen, alles was vanachter een gemeentebureel uitgedacht.Pater Arie slaagde erin de woonwagenbewoners te laten "vergaderen" met het gemeentebestuur. Op voorgaande 'bijeenkomsten' werd dikwijls met tafels en stoelen gesmeten. Door zijn bemiddeling werden het rustige vergaderingen waardoor wederzijds wantrouwen veranderde in een construtief gesprek. Er waren grote veranderingen gekomen in de "gewoontes" van de woonwagenmensen. Zij die van oudsher rondtrokken om bij vaste klanten de kost te verdienen, werden nu gedwongen om op een centraal punt te blijven, en al waren er daar allerlei voorzieningen, hun 'vrijheid' was wel beknot met als gevolg dat er te weinig standplaatsen waren. Te veel beroepen op een plek veroorzaakt onderlinge moeilijkheden. Bovendien bestendigde de overheid deze situatie door bijstand en uitkeringen te geven.


Toen er zusters kwamen die een schooltje openden veranderde langzaam de religieuze sfeer en inzet.Zaterdagmiddag werd het grote klaslokaal omgebouwd tot kapel en zondag na de misviering werd alles weer afgebroken. Er was tijd voor persoonlijke aandacht en belangstelling. De schoolkinderen leerden hun ouders over de bijbelverhalen, en hun catecheselessen bereikten ook de volwassenen. Pater Ari schreef:"Daar leeft een mens toch van?" Met die eigen centrumschool werd het onderwijs voor de kinderen van de "trekkers" regelmatiger. Maar er waren maar zeer weinig kinderen die na de lagere school verder studeerden omdat er meeverdiend moest worden. Met veel overtuigingskracht en door steeds opnieuw op dit onderwerp terug te komen slaagde Pater Ari erin enkele kinderen naar het vervolgonderwijs te zenden.


De lokale overheid wilde omwille van 'toezichtmogelijkheden' kleinere centra waardoor Pater Koot zijn Apostolaat moest 'uitbreiden' over 40 lokaties. Voor hemzelf was dat geen probleem, want ze kenden hem en wisten wat ze aan hem hadden, maar het groepsgevoel vervaagde als er minder dan 10 woonwagens samen op een plaats staan. De contacten worden minder en men is niet meer op de hoogte van het lief en leed van de anderen. Doordat de kinderen van die kleine centra naar de gewone school gingen, ontstonden er ook problemen met de ouders waarvan er sommigen geheel niet opgezet waren dat hun kinderen samen speelden met de kinderen van de woonwagenbewoners. Door er steeds 'bij te zijn'' heeft Pater Koot veel, soms 'gewapende' conflicten, kunnen voorkomen. Ook op pastoraal vlak moest de 'zielenzorg'' voor de woonwagenbewoners aangepast worden. Aangezien woonwagenbewoners niet tot een parochie behoren, in welk parochieregister moet dan de doop van hun kinderen ingeschreven worden? Pater Ari contacteerde hierover verschillende pastoors en stilaan kwam er structuur in. De kinderen wilden hun communie doen samen met hun klaskameraden. In de overtuiging van de woonwagenmbewoners is de Kerk er voor de mensen en dat hoeft voor hen niet toevallig de parochiekerk te zijn.


Pastoraal onder de woonwagenbewoners is een pastoraat van nabijheid. Als in hun overtuiging de kerk er is voor de mensen, dan veronderstellen zij ook dat als zij die kerk nodig hebben, zij er ook is. Doorheen de jaren onstond er een sterke vertrouwensband tussen Pater Ari en de woonwagenbewoners. Ze kenden elkaar en wisten feilloos wat ze aan elkaar hadden. Het was voor Pater Ari een 'plezierig' gevoel dat met de jaren groeide. ZO werd hem eens gevraagd:"Wat ga je doen als je 65 bent?" Hij Antwoordde eens:"Zie je mij al tussen de begonia's zitten? Jullie hebben kinderen en kleinkinderen maar ik niet, ondanks jullie praatjes..." Jullie kinderen komen op bezoek of jullie gaan er naar toe. Bij mij geen kinderen, geen kleinkinderen, ook geen begonia's. Ik wil dus nog even doorgaan".


Pater Ari Koot overleed in zijn eigen vertrouwde omgeving op 22 december 1998. 70 jaar oud. In zijn uitvaart in de Sint Engelmunduskerk zat deze kerk 'stampvol' met woonwagenbewoners, waarvan het overgrote deel er heel onwennig bijzat. Waarschijnlijk omdat zij bijna nooit een kerk van binnenuit zagen. Hij werd nadien 'te ruste'gelegd op de begraafplaats 'Duinhof' te Ijmuiden.


( Voor het schrijven van dit artikel is gebruik gemaakt van gegevens uit de PWN-brief 'Pastoraat voor Woonwagenbewoners' no 4/2022)


Leo Vandeneede


Nawoord:

Veel van de werkwijze van Ari leerden wij ook van Henk Schram: "Zien,Oordelen,Handelen" en zagen we ook terug bij de Massaai in Kenia die slimme kinderen naar Nairobi stuurden om bijvoorbeeld advocaat te worden of in de politiek te gaan en zo de belangen te verdedigen van het Massaaivolk: grondrechten voor wonen en rondtrekkend vee. In het huidige klimaat in Kenia was dat een vooruitziende blik. Dat vind ik terug bij Ari Koot. Dat zag ik ook terug bij wijlen Jan Voshaar in Kenia.

In die zin is het verhaal leerzaam voor al diegenen die betrokken zijn bij of opkomen voor de zwaksten in onze samenleving.

Peter van Velzen.
















    











HHet levensverhaal van Pater Arie Koot, OMI